Amat.
Ik denk terug aan woensdagavond, toen ik op een tentoonstelling hele mooie foto's zag van veteranen uit onze koloniale oorlog met de Indonesiers. Eentje heb ik meegenomen, op een visitekaartje. Dat mooie kleine foto'tje werkt niet zo goed als de grote foto, waarop de krijgshaftige oude Indonesiër streng de ruimte in kijkt. Maar voor mij werkt het genoeg.
Sinds ik begrijp wat daar toen aan de hand was, kan ik zo'n blik beter lezen. Denk ik dan. Want eigenlijk was er toen, en is er nog, scheiding tussen onze twee volkeren. Maar met deze scheiding nu, heb ik meer vrede dan met de onduidelijkheid die daar, in Surabaya en Djakarta heerste, toen ik een kind was.
Onze djongos, onze huisbediende in Djakarta, was een oudere man, ik schat nu dat hij zeker zestig was, maar weten doe ik dat niet. Hij leek op de man op deze foto. Hij heette Amat, en zo noemden wij hem ook. Hoe zijn achternaam was weet ik ook niet. We woonden daar twee jaar, en ik heb nooit een praatje met hem gemaakt, en hij ook niet met mij. Ik wist dat ik nooit aan zijn hoofd mocht komen, dat was taboe. Mijn moeder noemde dat 'Adat'. Zijn wereld en de mijne waren gescheiden gebieden. In ieder geval gescheiden door de taal. Ik sprak of verstond nauwelijks Maleis, ik weet niet eens hoeveel Nederlands hij sprak of verstond. Dat deed er niet toe. Als hij zijn werk voldoende deed, badwater de trap op sjouwen, het huis in de gaten houden, en als hij voldoende en op tijd betaald werd, dan was het goed. Tenminste, wat was in die situatie eigenlijk goed? Woorden verliezen hun betekenis.
Nu zie ik hem als een meneer. Een Nederlandse man van die leeftijd zou ik als kind van tien nooit zomaar met zijn voornaam hebben aangesproken. Hoe ervoeren Indonesiers dat toen? Ook als respectloos?
Als hij mij al aansprak, zal hij mij wel 'Nonnie' genoemd hebben en mijn broertje 'Sinjo'. Mijn moeder was de Nonja en mijn vader de Toean. Meer hoefden we niet van elkaar te weten. Behalve dat in het centrum van Djakarta in 1948 waarschijnlijk wel bekend was welke Indonesiers 'te vertrouwen' waren. En ook hoeveel je betaald kreeg als je voor de Nederlanders werkte. Ik heb geen idee. Ik kan me herinneren dat Amat een keer boos was toen hij voor overwerken tijdens een feestje van mijn ouders tien gulden gekregen had. Dat vond hij te weinig.
Ik weet niet of hij Moslim was. Hij droeg geen zwarte muts, hoed, hoe heet zo'n hoofddeksel? Een peçi (naar het Nederlandse petje). Sukarno droeg er een. Het betekent dat zo'n man een pelgrimstocht naar Mekka heeft volbracht. Amat droeg een ingewikkeld geknoopt gebatikt sjaaltje op zijn hoofd. Zoeken op internet maakt me niet veel wijzer. Veel Indonesische mannen droegen die toen. Bij wat belangrijkere gelegenheden met een smetteloos wit uniform. Maar zijn naam Amat (Ahmet?) suggereert wel een Moslim achtergrond.
Voor een pelgrimstocht zal hij geen geld gehad hebben. Ook niet voor zijn gebit, want veel tanden zaten er niet meer in zijn mond.
Hij was dus waarschijnlijk geen Brahman, zoals uit de dichtregel van Johannes Andreas dèr Mouw '). Een meid had hij ook niet. Wij daarentegen wel. Wij hadden een baboe die het huis schoon hield en die ook wel op ons paste, een kokkie die in de keuken werkte, en een kebon, een jonge man die in de tuin werkte. Het personeel woonde in de bijgebouwen achter in de tuin. Daar woonde soms ook een meisje van mijn leeftijd. Ik herinner me niet dat we ooit samen hebben gespeeld. We spraken elkaars taal niet. En samen spelen werd niet aangemoedigd. Ik speelde met witte Nederlandse vriendinnetjes van school, en van de buren.
Mijn vader was allerminst een Brahman. Maar hij had dus meiden genoeg. En ook had hij geen zorgen daarover. Mijn moeder zorgde voor de meiden en het huis. Op die dienstverlening was weinig aan te merken. Een schoon huis, schone kleren, het was er allemaal, als vanzelf.
Nu vind ik dat beschamend.
Hoe hebben zij later naar ons gekeken?
Elma, oktober 2013 Gescheiden werelden.
Dit is het resultaat van een middag schrijven n.a.v. Een opdracht van Hermien. De opdracht was 'zoek twee woorden uit een aangeboden verzameling' ik zocht twee dichtregels uit. Zulke vrijheden zijn helemaal toegestaan. Ik had ook een mooi visitekaartje meegenomen van een foto tentoonstelling in het kader van Dutch Design Week. Gemaakt door de jonge fotograaf Marjolein van Pagee, met een foto'tje erop.
') "'k Ben Brahman. Maar we zitten zonder meid."